meta data voor deze pagina
  •  

Dit is een oude revisie van het document!


Blitz-laadpaal

De Blitz-laadpaal kan volledig geïntegreerd worden in de Jullix. Met de volledige integratie zal de laadpaal gestuurd worden door het Jullix energiemanagement systeem. Laad sessies, laadkosten en laadmodi worden geregeld via het portaal en de Jullix app. De app van de laadpaal zelf heeft geen functie meer.

Blitz-laadpaal installatie

De Blitz-laadpaal dient verbonden te worden via het netwerk. De communicatie van de Jullix gebeurt via het netwerk. Het is belangrijk dat de Jullix en Blitz-laadpaal via hetzelfde netwerk verbonden zijn.

Standaard krijgt de Blitz-laadpaal automatische een IP-adres toegewezen van de Router waarmee hij verbonden is. Het IP-adres dat aan de Blitz laadpaal is toegewezen moet in gesteld worden bij de Jullix, als dit veranderd moet dit ook in de Jullix aangepast worden.
Voor een stabiele installatie zorg je er dus best voor dat het IP-adres van de laadpaal altijd hetzelfde is. De beste manier om dit te bereiken is door in de Router waarmee de Blitz-laadpaal verbonden is een DHCP-reservering in te stellen zodat de Blitz-laadpaal altijd hetzelfde IP-adres krijgt van de router. Dit is de aanbevolen manier. Als je weet welk vast-IP adres je mag gebruiken, dan is een andere mogelijkheid een vast IP-adres instellen in de Blitz-laadpaal zelf.

Blitz-laadpaal configuratie

De Blitz-laadpaal moet geconfigureerd worden om door de Jullix aangestuurt te worden. Bij Connectivity > Wired kan je indien gewenst een vast IP-adres instellen. Bij de keuze van een vast IP-adres moet je ervoor zorgen dat het IP-adres geldig is:

  • Het IP-adres moet uniek zijn en mag nog niet in gebruik zijn door een ander apparaat.
  • Het IP-adres moet in dezelfde range als het IP-adres van de Jullix zijn.
  • Als er nog een DHCP-server in het netwerk actief is, dan moet je er zeker van zijn dat het gekozen vaste IP-adres voor de laadpaal zich niet in de DHCP-scope van de DHCP server bevindt.
  • Wanneer de BLitz-laadpaal en de Jullix aangesloten zijn aan een telenet-modem dan kies je voor de Blitz-laadpaal een IP-adres tussen 192.168.0.2 en 192.168.0.99, de jullix zelf zal via DHCP een IP-adres gekregen hebben boven de 100.

Jullix configureren

Als het IP-adres van de Blitz-laadpaal gekent is, dan kan de Jullix met de Blitz-laadpaal verbonden worden. Om de Blitz-laadpaal te verbinden met de Jullix ga je naar de configuratiepagina van de Jullix. Via je laptop of je smartphone maak je verbinding met het wifi netwerk van de Jullix. Je vindt de gegevens op de stikker.
Je smartphone of laptop wordt verbonden met het wifi netwerk van de Jullix. Je krijgt de melding dat deze verbinding geen verbinding heeft met het internet: dit is normaal.
Als je verbinding hebt met de Jullix open je een browser op je smartphone of laptop en type je het webadres: http://192.168.4.1

Je klikt op Config om op configuratie van de Jullix aan te passen.

In de configuratie ga je naar de step5x voor de configuratie van een ModBus TCP connectie. Je kan vier dergelijke verbindingen configureren, je kiest de eerste die nog niet gebruikt is, bijvoorbeeld: Step 5a: Modbus TCP T
Bij Select device manufacturer 1 kies je 'Blitz'. Vervolgens kies je bij Select device model 2 de laadpaal: Blitz power station single phase.
Bij Configure MODBUS station 3 geef je modbus adres, dit is normaal gezien 1.
Bij Configure IP-address 4 geef je het IP-adres van de Alfen laadpaal in. Eventueel pas je bij Configure Port 5 de Modbus poort nog aan, standaard is die 502.
Vervolgens moet nog een virtueel MAC-adres ingesteld worden om de Alfen laadpaal te identificeren. Dit Virtuele MAC-ID is absoluut noodzakelijk om de laadpaal via de Jullix te kunnen besturen. Je schakelt Use Virtual MAC 6 in en je vult het Virtual MAC 7 met bijhorende Virtual MAC POP code 8 in.
Via Apply 9 wordt de verbinding gemaakt. Als de gegevens juist zijn ingevuld wordt dit bevestigd.


De Virtuele MAC-ID's die nodig zijn voor de slimme besturing van de Blitz-laadpaal kan je bekomen bij Elicity. Behalve de MUON heeft elke laadpaal nog een uniek 'Viruele' MAC-ID nodig voor identificatie van de data en om deze te kunnen besturen. Je kan een Virtuele MAC-ID maar één keer gebruiken. De MUON laadpalen zijn al geïdentificeerd met hun MAC-ID en hebben dus geen virtuel MAC-ID nodig.

Alfen laadpaal toevoegen aan de installatie

Nadat de Alfen laadpaal geïnstalleerd en geconfigureerd is en met de gekoppeld is met de Jullix moet de Laadpaal ook nog toegevoegd worden aan de installatie in het portaal. Dit gebeurt in 2 stappen. Eerst moet je op het portaal bij configuratie(1), apparaten(2) instellen(3) de Alfen laadpaal via het Virtuele MAC-ID claimen. Dit doe je door bij Claim apparaat bij MAC-id het virtuele MAC-ID in te geven (4), bij POP-code (5) geef je opnieuw de POP-code. Door te klikken op het plusteken (6) wordt het MAC-ID en de POP-code gecontroleerd en is het apparaat geclaimd.

Als MAC-ID en POP-code overeenkomen en het apparaat is geclaimd(1) dan komt er een pop-up venster (2) met de vraag of je apparaat wil toevoegen aan de installatie. Kies Ja om de Alfen laadpaal toe te voegen aan je installatie.

De Alfen laadpaal komt bij in de lijst van apparaten te staan. Je kan eventueel de naam van de laadpaal nog wijzigen (1)
Als de laadpaal is toegevoegd aan de installatie kan de laadpaal verder ingesteld worden, op het portaal via configuratie Laadpaal